Het holografisch paradigma -- flux

Deze zijstap lijkt mogelijk wat ingewikkeld en filosofisch, maar kan toch helpen ons te realiseren dat er echt meer is dan we kunnen zien en realistisch noemen.

Wat we waarnemen noemen we de realiteit. Vanuit creatief oogpunt is ons oordeel uitstellen een eerste vereiste. Interessant dus om te kijken naar de oorsprong van het woord 'realiteit'. Het komt van [L. res] wat 'ding' betekent en van de werkwoordvorm [reri] wat 'denken' betekent; de realiteit is dus 'het ding dat we denken'.

Met andere woorden het is onmogelijk niet te geloven wat je kunt zien, maar het kan even onmogelijk zijn om te zien wat je niet gelooft. Onze perceptie van de realiteit wordt gevormd op grond van ervaring en ervaring leidt tot 'geloven hoe iets zit' . Als alles wat we geloven vast ligt, hebben we een vast beeld van de wereld (die ik zie). Daarom nodig ik de lezer uit om eens anders te kijken. Want niets is zo moeilijk iets wat je vanzelfsprekend lijkt uit te leggen. Boeddhisme -een religie van innovatie en verandering - noemt de wereld een illusie in de zin dat ons begrip is begrensd door ons bewustzijn en per definitie beperkt. En de mate waarin we ons bewustzijn zien als de realiteit worden we slachtoffer van die illusie. Tegelijkertijd is ons bewustzijn van de wereld reëel en als we ons dat realiseren beseffen we de beperking. Bij het holografisch paradigma accepteren we de eenheid van alles, alleen maken we onderscheid, en vergeten nooit dat het een verband houdt met het ander.

..."Door te erkennen dat er een nauw verband bestaat tussen denken en handelen binnen het bestaan van de organisatie, erkennen we de manier waarop we organisaties 'lezen' de wijze beïnvloedt waarop we ze vormen. Beelden en metaforen zijn niet alleen maar verklarende constructies die men gebruikt bij het analyseren. Ze staan centraal in het proces van imaginisatie waarmee men de regels en de aard van het organisatorisch bestaan bepaalt. "....
Gareth Morgan (Beelden van organisaties)

David Bohm ziet de realiteit als iets dat voortdurend ontstaat, een proces van worden zgn. flux.
...”Ik beschouw de essentie van het begrip proces als gegeven in de zin: Niet alleen is alles aan het veranderen, maar alles is flux. Wat wil zeggen, dat wat is, is het proces van worden zelf, terwijl alle objecten, gebeurtenissen, entiteiten, voorwaarden, structuren, etc. vormen zijn die vanuit dit proces kunnen worden geabstraheerd.
Het mooiste beeld is misschien wel dat van een stromende rivier, waarvan de substantie nooit hetzelfde is. Op deze stroom kunnen we voortdurende veranderende patronen van draaikolken, rimpels, golven, etc. Zien, die duidelijk geen onafhankelijk bestaan als zodanig hebben. Eerder zijn zij afgeleide van de stromende beweging, verschijnen en verdwijnen in het totale proces van de stroming. Zulke veranderende verschijnselen zoals die gezien kunnen worden hebben slechts een relatieve onafhankelijkheid of autonomie in gedrag en kunnen dus niet gezien worden als absoluut onafhankelijk bestaande eindproducten.”....

(uit: Bohm, Wholeness and the Implicate order)

We kunnen concluderen dat verandering niet tegen te houden is maar dat alles aan het worden is (the process of becoming) en dat de energie of bron altijd uit de onderliggende stroming (implicate reality) voort komt. Wat rest is hoe wij de aanwezige energie kunnen transformeren; het (organisatie-) beeld is dan flux en transformatie. Deze metafoor wordt door van G. Morgan uitgewerkt in Beelden van Organisaties. ( [zie Index Metaforen]

Schijnbaar dus twee realiteiten?!
'Materie is een zichtbare vorm van de geïmpliciteerde orde, zoals een draaikolk een vorm is van het water - het is niet terug te voeren tot kleinere delen. ' Zoals 'materie' en alles zijn deeltjes vormen van de geïmpliciteerde orde. Als dit moeilijk te bevatten is, komt dat omdat onze geest wil weten: 'Van wat is de "implicate order" de impliciete orde?' De 'impliciete orde' is de impliciete orde van wat-er-is. Maar wat-er-is is de impliciete orde.
Deze wereldvisie is zo verschillend van de opvatting waaraan we gewend zijn dat, zoals Bohm het zegt;
'Iedere beschrijving is onverenigbaar met wat we willen zeggen omdat ons denken gebaseerd is op een oude Griekse manier van denken. Volgens deze denktrant is er alleen het zijnde. Het niet-zijnde is er derhalve niet.’
De Taoïsten zagen dat anders:

“Dat wat een is is een, dat wat niet een is, is ook een.”
Chuang Tze


Deze manier van denken geeft ons een praktisch instrument in handen om met de wereld om te gaan maar hij beschrijft niet wat er gebeurt. In feite is het niet-zijnde er ook. Zowel het zijnde als het niet-zijnde zijn dat-wat-er-is. Alles zelfs 'leegte', is dat-wat-er-is. Er-is niets dat niet is dat-wat-er-is.
Deze manier om de werkelijkheid te beschouwen werpt een vraag op naar het bewustzijn van de waarmemer. Onze geest wil weten 'Van wat is de "impliciete orde" van de impliciete orde(?)' omdat onze cultuur ons heeft geleerd uitsluitend de expliciete orde te beschouwen (de Cartesiaanse opvatting). 'Dingen' zijn voor ons intrinsiek afgezonderd.
De fysica van Bohm vergt, zoals bij het noemt, een nieuw 'denk instrument'. Een nieuw denkinstrument om de fysica van Bohm te begrijpen zou echter het bewustzijn van de waarmemer radicaal veranderen, en het richten op de perceptie van het 'ongeschonden geheel' waarvan alles een vorm is.
Zo'n perceptie zou het mogelijk maken de expliciete orde te zien als resultaat van de onderliggende realiteit.
De fysica van Bohm bevat een relativiteitselement dat parallel is aan die van de theorieën van Einstein. De impliciete ( expliciete aard van de orde (of orde van de aard) hangt af van het perspectief van degene die kijkt. Alleen is ons huidige gezichtspunt beperkt tot het perspectief van de expliciete orde. Vanuit het perspectief van de impliciete orde zijn de ogenschijnlijk 'afzonderlijk elementen' van de expliciete orde op 'nauw verstrengelde wijze met elkaar verbonden!
Zelfs de woorden 'elementen' en 'nauw verstrengeld met elkaar verbonden' houden een Cartesiaanse afgezonderdheid in die niet bestaat.

[terug naar Cultuur holografisch gespiegeld]
(uitgebreide beschrijving van het holografisch experiment )
In een grote holle cilinder bevindt zich een kleinere cilinder. De ruimte tussen beide cilinders is opgevuld met een heldere stroperige vloeistof als glycerine. We laten nu een klein druppeltje inkt vallen op het oppervlak van de glycerine. Door de eigenschappen van de glycerine blijft de druppel zoals hij is. Een goed afgebakend zwart vlekje dat drijft op een heldere vloeistof. Als we een van de cilinders beginnen te draaien, laten we zeggen met de klok mee, breidt de inktvlek zich uit in tegengestelde richting en vormt daarbij een streep die steeds dunner wordt, tot hij helemaal verdwijnt. De inktVlek ligt nu helemaal besloten in de glycerine, maar hij is er nog steeds. AIs we de cilinder in de andere richting draaien, verschijnt de inktvlek opnieuw. Eerst duikt er een dun streepje op dat aldoor dikker wordt, tot de inkt weer verzameld is in één punt. Als we de tegen de klok ingaande beweging van de cilinder voortzetten, gebeurt hetzelfde, maar dan in omgekeerde richting. We kunnen dit zo vaak herhalen. als we willen. Telkens groeit een inktvlek uit tot een dun streepje en verdwijnt in de glycerine, om weer terug te keren zodra de beweging van de glycerine in de andere richting verloopt. . Als er een volledige omwenteling met de klok mee nodig is om de druppel helemaal te doen verdwijnen, dan is er een' volledige omwenteling tegen de kIok in nodig om de druppel weer zijn oorspronkelijke vorm en plaats te laten aannemen. Het aantal omwentelingen dat nodig is om de druppel te laten verdwijnen of weer te verschijnen is de besloten orde. Bohm noemt dit de 'impliciete orde'.. .
We laten nu een druppel inkt op het oppervlak van de glycerine vallen, draaien de cilinder kIoksgewijs tot de druppel verdwijnt (een omwenteling), laten nog een druppel op de glycerine vallen, draaien de cilinder verder in dezelfde richting tot ook deze druppel verdwijnt (nog een omwenteling) en laten dan een derde inktdruppel op de glycerine vallen en draaien de cilinder nog een omwenteling, ook de derde druppel verdwijnt. Nu hebben we drie inktdruppels besloten in de glycerine. Geen van drieën is zichtbaar maar we weten waar elke druppel is in de impliciete orde. Als we de cilinder in tegengestelde richting draaien verschijnt er na een omwenteling een inktvlek (de derde), nog een inktvlek (de tweede) verschijnt na de volgende omwenteling en een derde inktvlek (de eerste) duikt op na de derde omwenteling. Dit is de ontvouwde, of expliciete orde. De drie inktvlekken lijken geen verband met elkaar te houden in de expliciete orde, maar we weten dat ze wel verband met elkaar houden in de impliciete orde. Als we de condensatie van inktdruppels in dit experiment beschouwen als 'deeltjes', hebben we Bohms hypothese van ogenschijnlijk in het 'wilde weg verlopende subatomaire verschijnselen.
'Deeltjes' kunnen Op verschillende plaatsen verschijnen, hoewel ze toch onderling verbonden zijn in de impliciete' orde. Om met Bohm te spreken: 'Deeltjes kunnen discontinu zijn in de ruimte (de geëxpliciteerde orde) maar continu in de geïmpliciteerde orde.'