Uit: de drie pijlers van zen, Philip Kapleau

Om de lezer enig idee te geven van de stijl en de dimensie van Dogens
Shobogenzo, geven wij hier een kort uittreksel van hoofdstuk II, getiteld 'Zijn-Tijd', misschien wel het meest diepzinnige hoofdstuk van het boek. Wij menen dat het vertaalde gedeelte, dat ongeveer een derde van het hoofdstuk omvat, speciaal van belang is voor Zen-leerlingen die leven in de wetenschappelijk georiënteerde twintigste eeuw, daar het op unieke wijze de zin van tijd en heelal openbaart.
Bovendien maakt het duidelijk, dat Dogens Inzichten over tijd en zijn, die door hem door zijn licht naar binnen te laten schijnen in de dertiende eeuw door zazen werden verwezenlijkt, en de opvattingen van bepaalde tegenwoordige micro- en macrofysici over tijd en ruimte, waartoe zij door de principes en methoden van de wetenschap kwamen, op merkwaardige wijze met elkaar parallel lopen. Het verschil echter, en wel van diepste betekenis, ligt in de werking die deze inzichten hadden op deze mensen. Dogens bewustwording, die een Zelf-ontdekking was, bevrijdde hem van de oerangsten van het menselijk bestaan en bracht hem innerlijke vrijheid en vrede en diepe morele zekerheid. Maar zover we dat op het moment kunnen zien, is in het kielzog der wetenschappelijke ontdekkingen niet zo'n innerlijke ontwikkeling gevolgd.
Een woord ter waarschuwing: deze passages moeten niet worden ge- lezen als abstracte metafysica. Dogen theoretiseert niet over het karakter van tijd en zijn, maar spreekt vanuit zijn diepste ervaring van die realiteit. Het gaat hem altijd bij uitstek om oefening en verlichting, om zijn lezers te leiden tot de bewustwording van de waarheid van henzelf en het heelal. Dat wordt duidelijk aangegeven in zijn Fukan Zazengi (Universele Bevordering van de Grondbeginselen van Zazen), waar hij waarschuwt: 'Je moet ophouden je te bekommeren om de dialectiek van het Boeddhisme, en in plaats daarvan leren hoe in afzondering je eigen geest te onderzoeken.'

---------------

'Zijn-Tijd'

Een oude Zen-meester1 zei: 'Zijn-tijd staat op de hoogste bergtop en in de uiterste diepten van de zee; Zijn-tijd is drie hoofden en acht ellebogen; Zijn-tijd is een hoogte van zestien of achttien voet; de staf van een monnik is Zijn-tijd; Zijn-tijd is een hossu2 ; Zijn-tijd is een stenen lantaren; zijn-tijd is Taro; zijn-tijd is Jiro3 ; aarde is zijn-tijd; hemel is zijn-tijd.'
'Zijn-tijd' betekent, dat tijd zijn is. Elk bestaand ding is tijd. Het gouden standbeeld van zestien voet is tijd. Daar het tijd is, heeft het de grootsheid van de tijd. Je moet leren, dat het twaalf uren4 van 'nu-zijn' is. Drie hoofden en acht ellebogen is tijd. Daar zij tijd zijn, kunnen zij niet anders dan identiek zijn met deze twaalf uur op dit ene moment.
Hoewel we twaalf uur niet als een lange of een korte tijd meten, noemen we toch (op willekeurige wijze) twaalf uren. De sporen van de eb en vloed van de tijd zijn zo duidelijk, dat wij er niet aan twijfelen; maar ook al twijfelen we er niet aan, dan zouden we nog niet mogen concluderen, dat we ze begrijpen. Menselijke wezens zijn veranderlijk: het ene moment trekken zij in twijfel wat zij niet begrijpen en het
andere moment twijfelen ze niet meer aan hetzelfde ding. Hun vorige twijfels stemmen dus niet altijd overeen met die op dit moment. Het twijfelen zelf echter is, zolang het duurt, tijd. De mens regelt zichzelf en legt deze regeling uit als de wereld. Je moet erkennen, dat elk ding, elk wezen in deze hele wereld tijd is. Geen ding hindert een ander, juist zoals geen tijd een andere hindert. Dus bestaat de oorspronkelijke gerichtheid van elke verschillende geest naar de waarheid binnen
dezelfde tijd, en is er voor elke geest ook een moment van beginnen in zijn gerichtheid naar de waarheid. Met oefening-verlichting is het niet anders.
De mens regelt zichzelf en legt deze regeling uit (als de wereld). Dat de mens tijd is, is even onloochenbaar. Men moet aanvaarden, dat er in deze wereld miljoenen dingen zijn en dat ieder, respectievelijk, de hele wereld is—hier is het waar de studie van het Boeddhisme begint. Wanneer men dit feit beseft, (ziet men dat) elk ding, elk levend ding het geheel is, ook al beseft het dat zelf niet. Daar er geen andere tijd is dan deze, is iedere zijn-tijd het geheel van de tijd: een grasspriet, elk ding afzonderlijk is tijd. Elk tijdpunt sluit elk wezen en elke wereld in.
Bedenk eens of er al dan niet ergens wezens of werelden denkbaar zijn die niet in deze tegenwoordige tijd zijn besloten. Wanneer u gewone mensen bent, onbekend met het Boeddhisme, zult u op het horen van de woorden aru toki5 ongetwijfeld daaronder verstaan (dat zij betekenen 'eens', 'er was een tijd', dat wil zeggen:) dat eens Zijn leek als drie hoofden en acht ellebogen, dat eens Zijn was een hoogte van zestien of achttien voet, of dat ik eens een rivier doorwaadde en eens de berg overtrok. U denkt misschien, dat die berg en die rivier dingen uit het verleden zijn, dat ik ze achter me heb gelaten en dat ik nu leef in dit paleisachtige gebouw - dat ze even afzonderlijk van mij zijn als de hemel van de aarde.
De waarheid heeft echter nog een andere kant. Toen ik de berg beklom en de rivier overstak, was ik (tijd). Tijd moet noodzakelijkerwijs met mij zijn. Ik ben altijd geweest; de tijd kan mij niet verlaten. Als de tijd niet beschouwd wordt als een verschijnsel dat eb en vloed kent, dan is de tijd waar ik de berg beklom het huidige moment van zijn-tijd. Wanneer tijd niet als komend en gaand gedacht wordt, is dit
huidige moment voor mij absolute tijd. Ten tijde dat ik de berg beklom en de rivier overstak, beleefde ik toen niet de tijd dat ik in dit gebouw ben? Drie hoofden en acht ellebogen is de tijd van gisteren, een hoogte van zestien of achttien voet is van vandaag; maar 'gisteren' of ‘vandaag' betekent de tijd dat men regelrecht de bergen in gaat en tienduizend pieken6 ziet. Die is nooit voorbijgegaan. Drie hoofden en
acht ellebogen is mijn zijn-tijd. Hij schijnt tot het verleden te behoren, maar is van het heden. Een hoogte van zestien of achttien voet is mijn zijn-tijd. Hij lijkt voorbij te gaan, maar hij is nu. Zo is ook de pijnboom tijd, evenals de bamboe.
Vat de tijd niet als louter wegvliegend op; denk niet dat zijn enige functie wegvliegen is. Want als de tijd zou wegvliegen zou er een scheiding moeten optreden (tussen hem en de dingen). Omdat je je voorstelt, dat de tijd alleen maar voorbijgaat, leer je de waarheid over zijn-tijd niet kennen. In een woord: elk wezen in de hele wereld is een afzonderlijke tijd in een continuum. En waar zijn tijd is, ben ik mijn zijn-tijd. Tijd heeft de eigenschap om, bij wijze van spreken, voorbij te gaan, van vandaag op morgen, van vandaag naar gisteren, van gisteren op vandaag, van vandaag op vandaag, van morgen op morgen.
Omdat dit voorbijgaan iets karakteristieks is van de tijd, overlappen tegenwoordige of verleden tijd elkaar niet, noch botsen zij tegen elkaar. Maar de meester Seigen is tijd, Obaku is tijd, Kosei is tijd, Sekito7 is tijd. Daar u en ik tijd zijn, is oefening-verlichting tijd.

Zenmeester Dogen




1 Yuch-shan Wei-yen (Yakusan Igen-zenji), een Chinese meester uit de T'ang-periode

2 Een korte houten staf met een haarkwast, die Zen-meesters bij zich dragen om vliegen en muskieten weg te vegen of weg te jagen.

3 Deze namen worden op dezelfde manier gebruikt als bij ons Hans, Jan en Dirk

4 D.w.z. de dag van 12 uren, wat evengoed dag plus nacht van 24 uren zou kunnen zijn.

5 Het een en hetzelfde Chinese schriftteken kan zowel als aru toki gelezen worden, wat betekent 'eens' of 'er was een tijd' als, in diepere zin, uji, wat 'zijn-tijd' betekent.

6 De 'tienduizend pieken van de bergen' moeten symbolisch worden opgevat als de ontelbare en verschillende omstandigheden en bezigheden van het dagelijks leven.

7 Wat Dogen hier waarschijnlijk bedoelt, is dat deze oude Chinese Zen-meesters, die, hoewel ze allang de eeuwige rust zijn ingegaan, toch nog bestaan in de tijdloosheid van de tijd.